vrijdag 16 mei 2008

Een romanticus


Beste Jerome D. Salinger,

U bent mijn favoriete naamgenoot. Er bestaan wel meer artistieke Jeroenen, Jerommekes en Hiëronymussen, maar u steekt er vooralsnog bovenuit. Dat die bewondering gebaseerd is op, godbetert, één roman spreekt alleen maar in uw voordeel. Ook ik ben één van die velen die uw cultboek The Catcher in the Rye meermaals verslonden hebben. Ook ik was één van die tieners die zich dweperig vereenzelvigden met Holden Caulfield. Al moet ik misschien zeggen dat ik me af en toe nog steeds dweperig met hem vereenzelvig. De tiener in mij laat zich nu eenmaal niet gemakkelijk verdelgen.

Ik was eerlijk gezegd verbaasd toen ik onlangs ergens las dat u nog steeds onder ons bent. Ons, dat is dan het levende gedeelte van de mensheid. (Nu ja, wat je levend noemt natuurlijk…) Ik ben er altijd van uitgegaan dat u een vroeg gestorven literair fenomeen was, dat uw schrijverscarrière een korte maar krachtige bloei kende, alvorens u tragisch om het leven kwam. Kortom: een eeuwige jonge belofte. De vleesgeworden romantiek! De werkelijkheid is dus anders, maar niet per se ontdaan van alle romantiek. Tussen 1951 en 1963 publiceerde u uw vier boeken. Daarna werd het stil rond u. Akelig stil. U koos voor een leven in afzondering, maar ging stoïcijns voort met schrijven. Volgens Wikipedia verklaarde u in een interview uit 1974 het volgende: ‘There is a marvelous peace in not publishing.… I like to write. I love to write. But I write just for myself and my own pleasure.’ Intussen zijn we in 2008 aanbeland en hebt u de stilte nog altijd niet doorbroken. Als ik goed kan tellen, bent u nu negenentachtig. Hoeveel manuscripten liggen er inmiddels op uw zolder te wachten op de komst van het daglicht? Hoeveel romans en verhalen moeten daar niet onder het stof liggen? En hoe lang moet de mensheid nog op hun publicatie wachten?

Het zou al te gemakkelijk zijn u gewoon gek te verklaren. Oppervlakkig ook. In een artikel dat hij voor de boekenbijlage van De Morgen schreef, oppert Christophe Vekeman dat u alle ijdelheid zou wensen te overstijgen. U zou verzaken aan de wereld, daar u van die wereld walgt. U zou van uw personages ‘houden’ bovendien. ‘Teveel’ zou u van die personages houden. U zou hen willen beschermen voor de boze buitenwereld en daarom bij u houden, om ze zo zuiver en onbezoedeld te houden. Onschuldig ook. Want dat is wat al uw personages met elkaar gemeen zouden hebben: hun onschuld. U schrijft namelijk altijd over jonge mensen, kinderen, tieners. Hoe jonger, hoe beter, lijkt wel uw motto. Kinderen lijken haast een soort van heilige dimensie in uw werk te hebben. Zo adoreert Holden Caulfield zijn kleine zusje, Phoebe, omdat ze ‘echt’ is, ‘puur’. Volwassenen zijn saai, vuil, verderfelijk. In een bepaald verhaal zou u een van uw personages laten zeggen dat hij/zij (?) walgt van mensen en al hun projecten, plannen en verlangens. Hoe afgrijselijk goor het is hoe ieder individu aan zijn eigen weg timmert. In zijn eigen kleine wereldje. Met zijn eigen grote oogkleppen op. Net als dat personage zou u zich willen ontdoen van elke vorm van ijdelheid, narcisme en ambitie. Net als dat personage zou u wensen te ontsnappen aan de eigen enge individualiteit. De romanticus in mij wordt spinnend gestreeld door dergelijke theorieën.

Misschien hebt u zich wel tot het boeddhisme bekeerd. Misschien staat er op uw bureau wel een kitscherig boeddhabeeldje en brandt u tijdens het schrijven van uw waarschijnlijk bijzonder spiritueel geworden teksten tonnen wierookstokjes op. Misschien schrijft u wel literaire zelfhulpboeken voor de volgende generaties. Boeken met als titels ‘De weg van het niet willen, ook voor u toegankelijk!’ of ‘Weg met Nietzsche: de wil tot machteloosheid’. Misschien bent u wel een goeroe geworden. Een salongoeroe misschien, maar niettemin een goeroe. Een goeroe die in beperkte huiskring zijn medemensen het licht laat zien. In ruil voor wat seks en goed doorbakken biefstukken.

Het zou natuurlijk ook anders kunnen. Misschien hebt u zich doelbewust van de buitenwereld afgesloten om zo aan uw eigen mythe te werken. Misschien zijn de op uw zolder liggende teksten helemaal niet zo spiritueel getint, maar zijn het net instant literaire klassiekers. Misschien leeft u uw eigen fabel, uw eigen legende, uw eigen sprookje. Wanneer na uw dood die vele meesterwerken dan tevoorschijn komen, zal uw glorie postuum nog duizendmaal duizend keer meer stralen. Misschien bent u op uiterst tactische en uitgekiende wijze uw triomfantelijke biografie aan het construeren. Men moet er immers wat voor overhebben, voor eeuwige roem. Misschien bent u wel de persoon bij uitstek die dat begrepen heeft.

Hoe het ook zij, ook deze tweede mogelijkheid is vervuld van een parelende romantiek. Hoe het ook zij, u bent een man naar mijn hart.

Ik wacht alvast ongeduldig op uw einde. (En dat is voor één keer niet slecht bedoeld.) In de tussentijd zal ik The Catcher in the Rye nog maar eens herlezen.

Groetjes,

H.

Geen opmerkingen: