zondag 11 mei 2008

De Lorelei is alive!


Lieve Marissa Nadler,

Allereerst wil ik u bedanken voor het mooie optreden dat u donderdagavond in de Rotonde gaf. Het heeft wat van me gevergd om u toch te kunnen zien en horen. Met slaande deur en het rood op de wangen ben ik speciaal voor u een les uitgevlucht. (Eigenlijk was ik opgelucht uit die les te kunnen wegvluchten wegens een overdosis kwezelige beuzelarij.) Om op de trein richting Brussel ongelovig te moeten vaststellen dat mijn concerttickets niet meer in mijn sjakosj vertoefden. U kunt zich de paniek voorstellen die zich in mij nestelde bij het vooruitzicht u misschien mis te lopen. Een echte fan laat zich natuurlijk niet terug naar zijn vertrekpunt leiden door verloren of vergeten of gestolen (ja ja, Rita!) tickets. Een echte fan, die laat zich niet door geld tegenhouden. Een echte fan koopt desnoods alle tickets voor hem alleen op. Ik meen mezelf de laatste maanden voldoende in uw muziek te hebben ondergedompeld om mezelf tot uw echte fans te rekenen. Zonder al te grote frustratie kocht ik dus nieuwe tickets voor mij en mijn collega-engel, beter bekend als Statler & Waldorf.

Met rode verf op uw sippe lippen kwam u in een al even rode jurk het podium opgestrompeld. In uw hand een eerste (?) van wat een hele reeks biertjes worden zou. U steeg om een of andere absurde reden meteen in mijn achting (en u stond al heel hoog). U begon op uw gitaar te tokkelen en liet uw etherische stem voor het eerst door de kleine maar intieme arena galmen. 'Take me back to the river of dirt', zong u. Hoe zou iemand aan uw verzoek kunnen weerstaan? U klinkt als een sirene uit de Griekse mythologie. U klinkt als de Lorelei. U moet al veel schepen op de rotsen hebben doen slaan. Het mijne is in ieder geval reeds lang gezonken.

‘Most of my songs are about heartbreak’, mompelde u aarzelend tussen twee nummers door, ‘And this is the worst one.’ Waarop u de tonen van ‘Diamond Heart’ uit uw gitaar tevoorschijn toverde. Meer nog over gebroken harten gaan uw liedjes over de dood. In bijna ieder nummer komt die wel eens spoken. In ‘Virginia’ zingt u over de 'stenen-in-mijn-zakken' verdrinkingsdood van Virginia Woolf (The waves rush against the folds of my face / As I start to drown), in ‘Dying Breed’ over het heengaan van een goede vriend (Frank this song is for you love / And for your curly hair / Your earthly days have passed you by / Where oh where oh where did you go). In ‘Box of Cedar’ zingt u dan weer in de gedaante van een oude Ierse vrouw dat u blij bent uw geliefde terug te zien, ook al komt die terug in een ‘box of cedar’. Over uw obsessie met de dood en andere droevige dingen, las ik in een interview het volgende: ‘I love winter. I am cold at heart, maybe. The aesthetic of sadness is my terrain. I find gore and death, rape and sorrow, winter, and loneliness very very beautiful things. I like to create an atmosphere in my music for people to travel to, to escape the boring trappings of modernity and the bleak plasticity of the modern world.’ In een ander interview zegt u: ‘I think I thrive on misery and heartbreak, for I feel it is the best emotional fodder for songwriting. I think I purposely mess my personal life up to such gruesome outcomes so I have tragedies to sing about.’ Dat de esthetiek der treurigheid uw terrein is, mochten mijn collega-engel en ik aan den lijve ondervinden. Ik heb zelden zo’n melancholische ogen gezien als de uwe. In films weliswaar, maar films zijn films, fake dus. U bent echt. Ik weet niet of u altijd zo uit uw ogen kijkt, maar u leek wel een meisje dat jaren geleden ergens verloren was gelopen en in de wetenschap nooit meer de weg naar huis terug te vinden zich in eeuwigdurend verdriet had gewenteld. Verloren gelopen meisjes maken mij week. Toen u tijdens ik-weet-niet-meer-welk-nummer met uw melancholische ogen de mijne in keek, – en dit keer beeld ik me dat niet in – besloot mijn reeds op de bodem liggende schip nog wat meer in de donkere modder weg te zinken.


Dat u voorzien bent van een buitenaards mooie en haast mythische stem speelt u handig uit. U had maar liefst drie verschillende microfonen mee om de verschillende gewenste klankeffecten te bekomen. Of moet ik echo-effecten zeggen? Door één bepaalde micro klonk u als een heus serafijnenkoor. En dat helemaal op uw eentje. Het ijle ‘Fifty Five Falls’ voorzag u van een wanhopig zuchten en kreunen en gelalalalala. Het serafijnenkoor weerklonk verdovend door de lucht en kroop, onderweg voor kippenvel zorgend, hypnotiserend mijn oren in. U mag mij ’s avonds gerust in slaap komen zingen. Het is maar dat u het weet.

Veel te snel – natuurlijk! – moest u het podium verlaten. Ook u was die mening toegedaan. Had het van u afgehangen, dan had u nog wat langer over gebroken harten en niet af te wenden doden gejammerd. Maar de organisatie wees u op uw immer bescheiden plaats en u huppelde in de war weg. Niet alvorens uw bierflesjes bij de hals te grijpen uiteraard.

Even later, toen engel Waldorf en ik van het toilet kwamen, zagen we u achter uw verkooptafeltje eenzaam aan een zoveelste flesje bier zuigen. Op sommige momenten zijn we te impulsief om passief te zijn en toen we u daar zagen zitten, was duidelijk zo’n moment aangebroken. Even later waren we dan ook in een kort maar leuk gesprekje met u verwikkeld. (Als ik er nu aan denk, val ik bijna flauw.) Engel Waldorf vroeg u hoe lang u al gitaar speelde. ‘Twenty-four years’, antwoordde u, waarop u even begon na te denken en vervolgens meedeelde dat dat bij nader inzien niet kon kloppen, daar u nog maar zevenentwintig bent. U maakte een zeer verwarde en verlegen indruk. Gelukkig maar. U past perfect bij het beeld dat ik voordien van u had. En dat is een zeldzame gebeurtenis. De meeste mensen weigeren categoriek samen te vallen met het beeld dat ik van hen heb. Dat u mij niet teleurstellen zou, daar had ik ook nooit echt aan getwijfeld. U bent beleefd bovendien. Zeer beleefd.U bedankte ons persoonlijk voor onze komst. U bent misschien niet goed in praten, u weet wel welke woorden u in de mond moet nemen om een fan te charmeren. Met een zich aan adrenaline te pletter kloppend hart verlieten wij u om naar een klein boos meisje te gaan luisteren, met name Scout Niblett.

Er waren nog zoveel andere dingen die ik u had willen zeggen. Dat ik mijn bewondering voor u niet meer uitte dan in een droog ‘great gig’ ervaar ik nu als een grote mislukking. ‘Great gig’ doet uw performance tekort. ‘Great gig’ verwoordt niet wat ik voor u en uw muziek voel. Ik had u op emotionele wijze willen bedanken voor de vele uren luisterplezier die u mij al verschaft heeft, de vele uren dat u me hielp ontsnappen aan het vaak onbevredigende ‘hier’ en ‘nu’, de vele uren dat u me meenam op een reis door een andere en mystiekere tijd, een tijd vol kastelen, eindeloze bossen, prinsessen in hoge torens en mysterieuze, zwarte vogeltjes. Toen we u na het optreden van het kleine boze meisje nog steeds op hetzelfde plekje en helemaal alleen aan een – inderdaad - bierflesje zagen lebberen, hadden we u eigenlijk met ons mee moeten sleuren. We hadden moeten zeggen: ‘Come to our student room, dear Marissa, we’ve got some cheap but very sweet wine over there. We’ll get drunk together and then you can make a song about us!’ Of we hadden u samen de Brusselse nacht mee in kunnen nemen. Om dan dronken tussen de clochards te eindigen, alwaar u deze waarschijnlijk, zoals engel Waldorf aangaf, zou toezingen met de woorden: ‘I think you are going to die-hie. Lalalalalala.’ Zoals u in uw liedjes wel vaker het einde van de arme geadresseerde voorspelt. Ja, dat hadden we eigenlijk moeten doen. Statler en Waldorf waren echter iets te weinig rock ’n roll om hun trein aan hun ogen te laten voorbijgaan. In gedachten vertoefden we echter nog een lange tijd in uw melancholische maar mooie gezelschap. Zoals ik ook nu in gedachten bij u ben. Nu, terwijl ik u ‘all love must die’ hoor zingen. U zingt het niet bitter. U zingt het zelfs een beetje vrolijk. Alsof u een beetje van die tot sterven gedoemde liefde geniet. Alsof het zo hoort. Alsof liefde die niet sterft niet mag thuishoren in uw wereld. Zij is immers uw Muze, uw inspiratie. Als dat uw wens is, wens ik u nog veel ongelukkige liefdes toe. Zodat u daar nog veel bloedmooie ballades over kunt schrijven.

Bij deze geef ik u de kus die ik u tijdens onze ontmoeting niet durfde geven: X!

Statler & (Waldorf), voor eeuwig de uwe! (All love shall not die!)

1 opmerking:

Anoniem zei

Jeroen,

Ik kan niet meer volgen! Nu post je te snel ;) Ik heb wel het concertverslag gelezen. Wauw! Was ik toch maar meegeweest...

Ik vind dat je haar moet mailen (ik denk wel dat ze een toegankelijk persoon is). Of nog beter: misschien moet je een brief schrijven! Zeg haar dat je haar zal meenemen als ze terugkomt!

Op het einde van de brief pleng je dan een traantje, zodat de inkt van je naam een beetje uitloopt...

Leve emotionaliteit! Leve impulsiviteit!