woensdag 21 mei 2008

De angst bezweren


Liefste Bertje,

Ik moet je iets bekennen. Dit is de allereerste keer dat ik het woord tot een dode richt. Je bent dan misschien, of was liever gezegd, een doodgewone kanarievogel, een dode is een dode. Terwijl ik nu m’n virtuele pen in pixels doop, ontsnapt mijn gemoed dan ook niet aan een macaber gevoel. Vanop een zwart glimmende bureaustoel zend ik mijn postume groet het heelal in, hopend dat hij je in de kanariehemel bereikt.

Al was je een doodgewone kanarievogel, je was míjn doodgewone kanarievogel. Met energiek en enthousiast gezang heb jij mijn kindertijd gedurende een tiental jaar van vrolijke achtergrondmuziek voorzien. Jij was de perfecte soundtrack voor een gelukkige jeugd. Alsof je wist dat aan die gelukkige jeugd een einde was gekomen, hield je op een bepaalde dag op met zingen. Ik moet twaalf of dertien zijn geweest. Vanaf dat moment weigerde jij een toffe vogel te zijn. Je werd een treurende vogel. Een stille vogel. Een vogel die zich in een hoekje op de bodem van zijn kooi als kluizenaar terugtrok. Je was wat heet ‘oud en versleten’. Je kreeg ontstoken pootjes en kon niet meer op je stokjes zitten. Je rilde de hele dag lang. Alsof het in jouw wereld altijd winter was. Alsof je in de winter woonde zoals je in een huis wonen kunt. Je verloor een oog. Een vleeskleurige, ontstoken holte kwam in de plaats. Je was geen vogel meer. Je was een klucht.

Ook al was jouw aanwezigheid in mijn leven het overgrote deel van de tijd tot de achtergrond veroordeeld, er waren wel degelijk momenten waarop jij en ik samen dingen deden. Momenten waarop we dingen met elkaar deden zoals vrienden dingen met elkaar doen. Op dergelijke momenten zag ik jou niet als vogel, maar als evenwaardige partner in crime. Zo zongen wij vaak samen. Zoals wij zongen, zo zong niemand. Wij zongen tegen de sterren op. Om het luidst. Om het hoogst. Om het krachtigst. Wij vormden zo af en toe een flamboyant zangduo. Can you duet? Yes, we can. We could. Ik gaf steeds de voorzet. Nadat ik enkele malen gecontroleerd had dat ik absoluut zeker alleen thuis was, liep ik opgewonden naar jouw kooitje. Recht voor jouw nieuwsgierige vogelkopje zette ik theatraal mijn keel open en bootste een operazangeres na. Ik liet mijn hoge kinderstemmetje zo volwassen en zo vrouwelijk mogelijk door de ruimte schallen. Het duurde nooit lang voor jij inviel en melodieus begon mee te kwelen. Uiteraard klonk onze pathetische samenzang iedere keer weer fenomenaal. Wij waren diva’s, furies, feeksen. Wij waren Berta en Jeroena, de glamour lady’s van de operawereld. Ik geef toe, de homo zat er al heel vroeg heel fanatiek in. Dat neemt niet weg dat we pret hadden, jij en ik. Het waren momenten vol levenslust. Vol agressie misschien zelfs. Momenten waarop wij vocaal de oorlog aan de wereld verklaarden. Momenten waarop wij alles overstegen en het leven onder ons gereduceerd werd tot wat het was: klein en banaal. We bezworen de angst. De angst voor het geluk dat bezig was zich aan ons te ontglippen. We vuurden oorlogskreten op de toekomst af. Als guerrilla’s.

Bertje, jij was nu eens echt een toffe vogel. Letterlijk. Onze passionele zangstonden zal ik nooit vergeten. Ze waren de manifestaties van een lichtheid die ik reeds lang verloren ben. Daarom net haal ik ze soms voor de geest. Ik betracht ze als bronnen van inspiratie in mijn mentale huishouding in te zetten. Sindsdien heb ik nooit meer met zoveel overgave samen met iemand gezongen. Nothing compares to you, Berta. Misschien heeft het feit dat jij me niet woordelijk van antwoord of kritiek kon dienen daar wel iets mee te maken. Misschien zong je in kanarietaal wel dat je me haatte, of vond je dat ik helemaal niet kon zingen en probeerde je me daarom maar te overstemmen of zo. Al kan ik dat niet geloven. Je was blij dat er eens iemand aandacht voor je had. Positieve aandacht. Aandacht kreeg je immers dagelijks in de vele verwensingen en vervloekingen die mijn teergeliefde moeder over je heen strooide omdat je weer eens te wild met je kanariezaad overweg was geweest. Mijn moeder verkoos een propere kast boven een kanarie. Had het van haar afgehangen, was jij al lang het tere nekje omgedraaid. Gelukkig was ik er dus. Om je op te vrolijken. En vice versa. Wij maakten handig gebruik van elkaar. Dat is wat mensen en dieren voor alles willen, dat er handig van ze gebruik gemaakt wordt.

Ik hoop je met deze brief in ieder geval ook wat op te vrolijken. Al vermoed ik dat je je in de kanariehemel niet echt verveelt. Nu kan je tenminste ongestoord je voederbakje omwroeten. Zonder dat een teergevoelig vrouwmens je de oren van het kopje krijst. Wroet maar lekker door. Werp je zaadjes als confetti in het rond. En zing onderwijl tegen de sterren op.

Ik zal de schok die door mij heen ging nooit meer vergeten. In mijn leven als veertienjarige puber trof ik jou op een ochtend met je pootjes in de lucht aan. Oké, al jaren staarde je me vermoeid met je resterende oog aan, al jaren was het zingen je vergaan, maar toch, maar toch. Ik kan me niet meer herinneren wat er toen met je lijkje gebeurd is. Je zult wel ergens ijverig door mijn teergeliefde vader in de tuin begraven zijn, maar ik weet niet waar. Misschien moet ik het hem eens vragen. Misschien moet ik je eens opgraven. En dan bij je komen liggen. Onder de donkere aarde. Of jij bij mij, onder de donkere dekens. Je zegt het maar. Ik zal je fragiele botjes koesteren. Ik zal ze tegen m’n borst drukken en zachtjes neuriën. We zullen nog eenmaal samen zijn. Nog eenmaal samen de angst bezweren. Want ik heb het nodig.

Tot binnenkort, m’n lieve Berta

Je Jeroena

Geen opmerkingen: