dinsdag 6 mei 2008

Een mooi boekje


Beste Remco Campert,

Onlangs kocht ik uw roman ‘Het satijnen hart’. Ik was immers haastig op zoek naar een verjaardagsgeschenk voor mijn teergeliefde moeder. Uw romannetje trok mijn aandacht omwille van de mooie rode, psychedelische kaft. Uw uitgever heeft duidelijk begrepen dat vormgeving alles is. Daarenboven leek uw proza mij na lezing van de eerste bladzijden bijzonder toegankelijk. Toegankelijk maar mooi. Kortom, het perfecte cadeau voor mijn reeds lang verlaten broedmachine. Zoals dat echter vaker gaat met het kopen van cadeaus, kocht ik uw roman misschien meer voor mezelf dan voor de jarige. Ik kocht strategisch.

Het eerste wat de gelukkige ontvangster ontschoot was: ‘O, wat een mooi boekje.’ Laat u dat niet treurig stemmen. Mooie boekjes nodigen namelijk uit tot lezen. En dat is toch boven alles wat een schrijver wil? Dat daar in sommige gevallen een omweg voor nodig is, zijnde bijvoorbeeld een ‘mooie’, kleurrijke kaft, doet daar niets aan af. Mensen blijven in essentie kleuters. Je moet ze met vrolijke, gekke dingen in de val lokken.

Helaas kan ik niet zeggen dat de ontvangster uw ‘mooie’ boekje al gelezen heeft. Ze verdiept zich momenteel in een of andere bestseller. Laat u dat niet treurig stemmen. Ondergetekende heeft uw ‘mooie’ boekje namelijk wel al gelezen. En het is inderdaad een ‘mooi’ boekje.

Ik weet niet hoe het in uw andere boeken zit, maar in ‘Het satijnen hart’ hanteert u een stijl die eenvoudig en toch bijzonder literair aandoet. U bent een man die niet veel woorden nodig heeft om een personage te schetsen of een bepaalde sfeer op te roepen. Iets wat ik bijzonder apprecieer in een auteur. Bij u geen door schrijversdoping gemanipuleerd vocabularium. Nee, u schrijft beheerst, precies, afgemeten. Bovendien gaat ‘Het satijnen hart’ over oud zijn en de vele melancholie die daarbij hoort, een thematiek die mij als melancholicus perfect ligt. Dat u die melancholie nog eens vermengt met een grote dosis humor maakt het helemaal compleet voor mij. Om van het hoopvolle gevoel dat u ondanks die melancholie weet op te wekken nog maar te zwijgen. Ja, ik heb uw satijnen hart graag gelezen.

Uw roman gaat niet enkel over oud zijn. Uw roman gaat over én oud zijn én kunstenaar zijn. Over wat het betekent een oude kunstenaar te zijn met andere woorden. ‘Ik ervaar het oud zijn als een vernedering, maar aan de dood ben ik nog niet toe’, vertrouwt Hendrik van Otterlo, het hoofdpersonage, ons toe. Hij is in leven. Maar dat is ook alles. U laat ons zien hoe dat ‘in leven zijn’ precies verloopt. Zo zijn er de talrijke reflecties over het vroegere, échte leven, dat nu voorgoed geschiedenis is. Eén bepaalde reflectie trok meer dan de andere mijn aandacht:

Is het mogelijk dat ik vanaf een bepaald moment in mijn leven mijn eigen werk heb vervalst? Dat ik iets nieuws heb toegevoegd in de stijl van het mij oude bekende, waarmee ik beroemd ben geworden en veel geld heb verdiend? Dat de passie gedoofd was en ik dat niet wilde toegeven en niet beter wist te doen dan mijzelf herhalen? Kun je je eigen handtekening vervalsen?

Ik weet niet of dat in uw bedoeling lag, maar ik zie hier een bijzonder mooie – nu ja, mooie? – metafoor in. Deze vraag lijkt me namelijk niet enkel over schilderkunst te gaan, maar ook over levenskunst. Ik denk aan hoe wij onszelf in het dagelijkse leven voortdurend vervalsen. Hoe wij een bepaalde gemanipuleerde versie van onszelf aan de buitenwereld voorschotelen. ‘Hallo, ik ben H. en ik hou van dit en dit en dit, en ik ben dat en dat en dat, en ik doe zo en zo en zo.’ Ik persoonlijk kan mijzelf niet van de indruk ontdoen dat ik in sommige situaties H’tje speel. Dat ik doe alsof ik ‘mezelf’ ben. Does that make any sense? Ik moet nu ook heel erg aan beroemde mensen denken. Ik kan me voorstellen dat Maria Sharapova ’s morgens wakker wordt en denkt: ‘Wow, ik lig in bed met Maria Sharapova!’ En dat ze van haar bed naar het toilet loopt en denkt: ‘Hier loopt Maria Sharapova!’ En dat ze vervolgens in de spiegel kijkt en denkt: ‘Kijk! Maria Sharapova!’ Wanneer een journalist haar een vraag stelt, dan antwoordt zij zelf niet, dan antwoordt Maria Sharapova, dan antwoordt het concept. Net zoals wij allemaal een concept zijn. Een concept dat vooral taal ons opdringt te zijn. We moeten onszelf, met ons ‘hele hebben en houden’, voortdurend in taal geworsteld krijgen. We moeten woorden vinden die bij ons passen, die ons definiëren, ons omschrijven. We moeten de mensen over onszelf kunnen vertellen. En daar hoort onvermijdelijk vervalsing bij. We maken een verhaal van onszelf. We brengen causale samenhang in de rommeltjes die wijzelf en onze leventjes zijn. We brengen causale samenhang in iets wat helemaal geen causale samenhang verdraagt. We doen onszelf, al gebruikmakend van taal, geweld aan. Taal is een krachtig wapen. Dat blijkt nog maar eens.

Maar goed, ik laat deze pseudo-filosofische bespiegelingen voorlopig voor wat ze zijn, en richt me weer tot u. Misschien stemmen ze u wel tot tevredenheid, deze pseudo-filosofische bespiegelingen. Misschien denkt u wel: ‘Aha, een lezer die er iets aan gehad heeft.’ Indien dat zo is, ben ik blij u van dienst te zijn geweest. Net zoals u en uw mooie boekje míj van dienst geweest zijn.

Ik kan u desondanks niet beloven in de nabije toekomst nog iets van u te lezen. Maar als ik nog eens een mooi boekje tegenkom met een kleurrijke kaft en ik zie toevallig uw naam op die kleurrijke kaft prijken, ja, dat beloof ik u, dan koop ik dat boekje meteen!

Groet,

H.

Geen opmerkingen: