woensdag 2 juli 2008

Weekend


Dunya werd wakker met een prikkende keel.
‘Ik ga dood’, was het eerste wat slaperig door haar hoofd sluimerde. Ze zette zich moeizaam overeind en keek haar kamer rond. Op de vloer lagen sokken, reisgidsen en zakdoekjes. Het glas op haar nachtkastje was zo leeg als maar kon zijn.
‘Verdomme!’
In de keuken vond ze een halflege fles rode porto. Ze twijfelde even, maar nam uiteindelijk toch enkele grote slokken van het mierzoete drankje.

Bladerend door haar reisgidsen bracht ze de ochtend door. Om kwart na elf schonk ze zichzelf een glas rode porto in.
‘Ik moet eigenlijk iets anders drinken’, zei ze luidop, maar ze bleef gewoon zitten. Om twintig voor twaalf ging de deurbel.
‘Dag Isa’, begroette ze Isa.
‘Dag Dunya’, begroette Isa.
‘Hoe gaat het, Isa?’
‘Slecht, ik kweek kankers als kolen.’
Isa zette haar statement meteen met luid gehoest kracht bij.
‘O, ga je op reis?’, vroeg ze nadat ze uitgehoest was, en ze bladerde een van Dunya’s reisgidsen door.
‘Ik? Nee, hoor. Ik ga nergens heen.’
‘Waarom lees je dan reisgidsen?’
‘O, ik probeer een beetje over de wereld te leren.’
‘Aha.’
Dunya zag Isa verveeld naar foto’s van de Sagrada Família en het Park Guëll staren.
‘Ja,’ zei Isa, ‘Mooi. Heb je iets te drinken voor me?’
‘Alleen porto.’
‘Een glaasje porto dan.’
Dunya stond op en goot een glaasje porto in voor haar vriendin.
‘En plannen voor het weekend?’, vroeg ze terwijl ze Isa van porto voorzag.
‘Goh, met het mannetje op resto vanavond. Verder niets bijzonders. Misschien morgen wat cultuur. Cultuur is alweer lang geleden.’
Isa dronk haar glaasje porto in vier grote slokken leeg.
‘Lekker. Maar hoe zit het eigenlijk bij jou in de liefde?’
‘O, ik ben momenteel even low profile’, antwoordde Dunya.
‘Jij bent al je hele leven low profile als je het mij vraagt, kind.’
‘Dat is niet lief, Isa.’
‘Ik ben je vriendin. Ik moet in de eerste plaats eerlijk zijn. Maar goed, ik ben eens door. De was zal nu wel klaar zijn. En op het mannetje hoef ik niet te rekenen om die op te hangen. Bedankt voor de porto, liefje. En geniet van het weekend. Tada!’
Dunya liet Isa uit en begon vervolgens aan de afwas van de afgelopen week.

Tegen kwart voor twee kreeg Dunya honger. Ze verliet haar appartement en slenterde naar het supermarktje om de hoek. Ze kocht een bus slagroom, een stokbrood en een nieuwe fles rode porto. Onderweg naar huis knabbelde ze de helft van het stokbrood naar binnen.
‘Stokbrood is het lekkerste wat er bestaat’, dacht ze. Thuis liet ze zichzelf in de zetel vallen en keek wat naar het tennis op tv. Met rode porto spoelde ze de stokbroodkruimels uit haar mond weg. Ze zag en hoorde atletische mannen kreunen en meppen alsof hun leven ervan afhing. Voor de grap begon ze mee te kreunen.‘Uh’, kreunde ze. En: ‘Oeh.’ En: ‘Ah.’ De kleinste van de twee tennissers kreunde het hardst. Hij kreunde alsof hij ieder ogenblik dood neer kon vallen. Zijn grotere tegenstander kreunde meer binnensmonds. En zo lag Dunya mee te kreunen. Nu eens luid en uitgeput, dan weer gedempt en rustiger. Na verloop van tijd, terwijl ze daar kreunend op de zetel lag, begon ze haar pyjamabroek ter hoogte van haar kruis langzaam te strelen. ‘Uh’, kreunde ze, en ze stopte haar rechterhand haar slipje in. ‘Ah’, kreunde ze, en ze masseerde haar onderlichaam met stevige knepen. ‘Oeh’, keunde ze, en ze viel extatisch achterover. Net op dat moment rinkelde de telefoon.
‘Dag mama’, murmelde ze nog half verrukt de hoorn in.
‘Dag kindje. Hoe gaat het?’
‘Goed, hoor. Blij dat het weekend is. Het was een saaie week.’
‘Plannen?’
‘Goh, wat opruimen en rommelen, denk ik.’
‘Als je wilt, kun je morgenmiddag bij ons komen eten. Je broer, Sara en de kinderen komen ook.’
‘Goh’, deed Dunya alsof ze nadacht, ‘Isa vroeg me vanochtend om bij haar te komen eten morgen. Een andere keer dan maar.’
‘Ook goed’, antwoordde haar moeder, ‘Dag kind.’
‘Dag mama.’

Om vijf uur nam Dunya een bad. Ze dacht aan haar broer en zijn vreselijke gezin en voelde een enorme wrok opkomen.
‘Hij en zijn gezinnetje’, zei ze tegen haar badeendje, ‘Ik spuw erop.’
Ze vertelde het eendje over zijn vreselijke vrouw en over zijn al even vreselijke kinderen, en het eendje keek haar vrolijk lachend aan. Al snel vond ze een betere functie voor het diertje.
‘Ja’, kreunde ze, terwijl Eendje, zoals ze haar badeendje gedoopt had, zich een weg door haar schaamlippen baande, ‘Ja.’
Na afloop haalde ze het eendje weer uit haar lichaam en mompelde op kinderlijke wijze: ‘Jij bent een ondeugend eendje, hè, jaaaa, zo’n ondeugend eendje.’ Vervolgens smeet ze het eendje hard tegen de badkamervloer neer en liet zich zuchtend in het knisperende schuim wegzakken.
‘Ik wil niet’, zuchtte ze en het schuim at haar op.

Om zeven uur kreeg Dunya opnieuw honger. Ze opende de koelkast en zocht naar iets lekkers. Ze zag de bus slagroom staan, maar weerstond de drang. In plaats daarvan greep ze een rode paprika uit de groente-en-fruitla en sneed die in stukjes fijn. Met een kommetje paprika nestelde ze zich achter haar laptop. Ze controleerde haar mails en keek naar foto’s van de Reichstag, de Opéra Garnier en het Colosseum.

Om halfnegen kreeg ze zin om te wandelen. Ze stopte de bus slagroom en de fles porto in haar handtas en trok op pad door de stad. Ze strompelde door de nu lege winkelstraten en bleef geregeld gehypnotiseerd voor een etalage stilstaan. Ze belandde op een levendig terrasjesplein. In het midden van het plein stond een pronkerige fontein. Ze ging op de rand van de fontein zitten en keek naar de aan-en afvoer van terrasjesmensen. Ze bestudeerde de exotische drankjes die de opdienjongens-en-meisjes aan hun luidruchtige klanten serveerden en luisterde naar de opgezweepte kreten van voorbijgangers. Ze nam de fles rode porto uit haar handtas en nam enkele grote slokken. Nadat de fles geledigd was, liet ze het plein en zijn fontein achter zich. Ze liep het stadspark in en liet zich daar achter een struik op de grond vallen om naar de sterren te kijken.
‘Mooi’, zei ze en ze telde de gaten in het zwart. Ze haalde de bus slagroom uit haar handtas tevoorschijn en spoot haar mond helemaal vol.
‘Mooi’, murmelde ze met haar met crème gevulde mond, ‘Mooi.’
Ze keek naar de holten aan de hemel en voelde de holte in haar eigen hamerende hart. Slagroom droop langs haar wangen het gras tegemoet.
‘Hoe laat is het?’, dacht ze.

Geen opmerkingen: