zondag 28 september 2008

Sexy Boy


‘Het nieuwe systeem heeft heel wat voordelen. De klanten staan er eerst wat wantrouwig tegenover, maar uiteindelijk is het merendeel tevreden. Zo’n Postpunt in een supermarkt is bijvoorbeeld vaker open dan een gewoon postkantoor. En daarbij, ruim zeventig procent van de oude dienstverlening wordt in zo’n Postpunt voorzien. Ik krijg wel eens klachten van burgemeesters, maar dat is eigenlijk gewoon symbolisch. Zo’n burgemeester moet dat natuurlijk doen om wat op de emoties van zijn kiezers te spelen. Zo’n burgemeester weet ook wel dat een Postpunt lang zo slecht niet is.’
‘Ja.’
‘Wat zei je?’
‘Ik zei: ja.’
‘Ja.’
Hij staat op en vraagt me wat ik drinken wil.
‘Ik heb rosé, chianti, bier, champagne, iets sterkers.’
‘Mmmmmmm, doe maar rosé, dat is lekker fris. Ik heb zin in iets lekker fris.’
Terwijl hij in de keuken aan de slag gaat, kijk ik het appartement nieuwsgierig rond. Hoe heet die psycholoog nu weer die beweert dat je iemands persoonlijkheid uit z’n interieur afleiden kunt? Anyway, ik probeer alles nauwkeurig in me op te nemen en er een psychologisch rapport mee samen te stellen. Ik zie boeken. Heel veel boeken. Vooral over politici. Ik sta op en slenter als een toerist langs de papieren bezienswaardigheden.
‘Fan van Margaret Thatcher?’, roep ik vragend naar de keuken, en ik staar de ijzeren dame even ijzig terug.
Met twee glazen rosé staat hij plots vlak achter me. Hij leunt iets te nadrukkelijk over m’n schouder, overhandigt me m’n glas en wrijvt me pseudo-nonchalant over m’n rug.
‘Hm?’
‘Fan van Margaret Thatcher?’
Hij begint te lachen. Alsof ik net een geweldige mop verteld heb.
‘Hahahaha, nee, ik ben gewoon geïnteresseerd in markante politieke figuren. Ik heb zelf lang in de politiek gezeten, weet je.’
‘Je reist ook graag, zie ik’, en ik wijs naar de vele souvenirs die nadrukkelijk souvenir staan te wezen.
‘Ja, klopt.’
En hij geeft me vervolgens een rondleiding die ons langs een Cubaans speelgoedautootje, een Aziatische schaduwpop en een miniatuur-Eiffeltoren brengt. Ik luister aandachtig en kijk geïnteresseerd.
‘Wil je iets anders op tv? Dat mag, hoor. We kijken naar wat jij wilt’, onderbreekt hij zijn toeristische uitleg plots.
‘Euh, nee, het is me gelijk.’
We gaan terug in de zetel zitten en kijken naar een lawaaierige tekenfilm. Een oranje vogel vliegt vrolijk zingend door de lucht. Ik denk aan een liedje van K.H. ‘A tourist in your head I capture shiny moments.’
‘Mooi hè’, zegt hij en hij legt een hand op m’n knie die daar als een dode muis liggen blijft.
‘Ja,’ antwoord ik, ‘dat hebben ze mooi gedaan.’
De rosé smaakt naar toiletwater, maar dat houd ik voor mezelf. Het heeft geen zin mensen onnodig met je eigen dreinerigheid op te zadelen. In plaats daarvan zeg ik: ‘Ik vind de rosé precies toch niet zo heel lekker.’
Hij springt meteen recht.
‘Wil je iets anders? Chianti, bier, champagne, iets sterkers?’
‘Mmmmm, champagne is wel lekker natuurlijk. Maar nogal decadent, nee?’
Hij is echter al richting keuken verdwenen voor ik goed en wel uitgesproken ben. Niet veel later hoor ik de karakteristieke koddige plof.
‘Zo’, zegt hij.
Het parelende, koude vocht vloeit als een onweerstaanbaar gif m’n lippen tegemoet.
‘Blijven vliegen, blijven vliegen, blijven vliegen’, zingt de oranje vogel intussen.
Inderdaad, denk ik, blijven, blijven, blijven.
‘Verdomme!’, roept de chagrijnige kerkuil die naast hem vliegt, ‘Nu zit ik met dat liedje in mijn hoofd!’
Een tweede hand is onderweg naar mijn schouder. Ik plan een tegenoffensief. Even later wrijf ik dunne, grauwe haren.

‘Er is nog wat champagne als je wilt.’
De bedovertrek doet me aan het afgestroopte vel van een zebra denken. Na een niet te versmaden hoeveelheid alcohol hebben de zwarte strepen een bijna hypnotiserend en desoriënterend effect op me.
‘Nee, dank je, dat is voor jou.’
Hij kruipt als een koalabeertje over me heen. Ik ben de tak waaraan hij zich vastgrijpt.
‘Dit is fijn’, zegt hij, ‘Dit is fijn.’
Aan de muur tegenover het bed hangt een immense spiegel. Ik kan mezelf als aangespoeld wrakhout zien liggen. Het koalabeertje frunnikt en friemelt. Even denk ik het krijsen van een zebra te horen.

Wanneer het haastige spel van de drift is uitgespeeld, springt hij van me af en verdwijnt. Ik ga rechtop zitten en sta oog in oog met een blote jongen. Hij kijkt me vragend aan. Lichtjes vragend. De woorden ‘ironische’ en ‘distantie’ duiken als verwarde vissen in me op.
‘Laat mij Elvira zijn’, mompel ik, ‘Laat mij gewoon een Elvira zijn.’
Voor het eerst sinds lang besef ik dat ik écht iemand ben. Op een bepaald ogenblik moet ik samengesmolten zijn met de halve gedachten en eentonige dagdromen die als mistige slierten in mij huizen. Op een bepaald ogenblik moet ik me afgekeerd hebben van de verantwoordelijkheid die een uiterlijk lichaam met zich meebrengt. Op een bepaald ogenblik heb ik besloten te vergeten.
‘Hier,’ zegt hij terwijl hij terug binnenkomt, en hij zwaait een blauw handdoekje in de lucht. Ik ga terug liggen, en laat me door hem schoonwrijven.
‘Wat gek’, zeg ik, ‘Zo’n handdoekje.’
Ik voel me een baby die na het baden wordt drooggewreven door de vader. Hij giechelt en beweegt z’n lippen naar me toe. Z’n ogen twee gelukzalige gekantelde komma’s.

Wanneer we onze naaktheid terug veilig achter lagen stof hebben verborgen, omhelst hij me andermaal.
‘Ik vond het heel leuk’, zegt hij, ‘Maar ik herhaal het nog eens. Je mag gerust blijven slapen.’
‘Nee, bedankt’, antwoord ik, ‘Ik moet morgen vroeg opstaan.’
‘Oké. Hoeveel hadden we nu weer afgesproken?’
Ik mompel haastig een bedrag. Hij haalt z’n portefeuille tevoorschijn en overhandigt me enkele briefjes.
‘Ik ben een hoer’, klinkt het door m’n hoofd, ‘Timmy de hoer. De hoer. De hoer.’
Weinig woorden zijn zo heerlijk om te denken en uit te spreken als ‘hoer’. Het is een smeuïg woord. Als een mondvol smeerkaas.
Terwijl hij me voor de zoveelste keer omhelst, werp ik een laatste blik op Margaret Thatcher. Misschien is het beter om gehaat te worden dan om helemaal niets te worden, bedenk ik me. Haat is intenser dan liefde. Het zijn de schurken die de nieuwe iconen zijn. Behalve moeder Theresa dan.
‘We moeten meer afspreken, hè, Timmy. Jij bent zo’n sexy boy!’
‘O, hou toch op’, zeg ik afwijzend.
‘Nee, echt waar! Jij bent zo’n verschrikkelijk sexy boy!’
Met priemende, autoritaire ogen bliksemt Margaret me dood. Misschien begint de ware intimidatie met een betonnen kapsel. De enige andere vrouw met een betonnen kapsel die ik gekend heb was al even onaantastbaar als Margaret. Een betonnen kapsel, het is een idee.
‘Wel thuis!’

Ik fiets zwalpend door de nacht. De champagne heeft me nog steeds in zijn tinkelende macht. Jongens en meisjes trekken door de straten, op zoek naar nachtelijk vertier.
‘Ik kom van mijn werk’, mompel ik tegen mezelf en schater het uit.
Een oude vrouw die haar poedeltje uitlaat kijkt me wantrouwig aan.
‘A tourist in your head I capture shiny moments’, klinkt het opnieuw door m’n hoofd. Ik ben een toerist, denk ik, een toerist in m’n eigen leven. Ik kom af en toe bij mezelf op vakantie. De rest van de tijd is het stil in mezelf. Stil en leeg.
‘Ik moet morgen wat spiegels gaan kopen’, zeg ik luidop.

Geen opmerkingen: